Vorig jaar tien procent minder files door economische crisis

De totale mobiliteit stabiliseerde in 2009 en de hoeveelheid verkeer op de hoofdwegen nam in 2009 met 1 procent af. Toch hadden automobilisten tien procent minder last van vertraging door files en verkeersdrukte. Zo blijkt uit de Mobiliteitsbalans 2010 van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.
De economische crisis heeft vorig jaar uiteenlopende effecten gehad op het verkeer vervoer in Nederland, aldus het KIM. Door de invloed van internationale ontwikkelingen was het effect van de crisis op het goederenvervoer en de luchtvaartsector zeer groot. De crisis had nauwelijks effect op de verkeersomvang en het gebruik van het openbaar vervoer. Daarentegen was het effect op de files aanzienlijk.

Kosten files circa 3 miljard
De economische crisis lijkt weinig invloed te hebben op de totale mobiliteit en het verkeersvolume op het hoofdwegennet. In plaats van een jaarlijkse groei van een paar procent in de afgelopen jaren, was tussen 2008 en 2009 een beperkte afname van de belasting van het hoofdwegennet zichtbaar: 1 procent. De congestie op het hoofdwegennet nam in die periode wel met 10 procent af. De totale filekosten op het Nederlandse hoofdwegennet worden voor 2009 geraamd op 2,4 tot 3,2 miljard euro. Dat is 10 procent minder dan in 2008. De kosten van milieuschade en verkeersonveiligheid worden geraamd op 12 tot 22 miljard euro. Het grootste deel daarvan komt voor rekening van de verkeersonveiligheid. Als gevolg van de economische crisis nam in 2009 de CO2-uistoot van het wegverkeer wel met 4 procent af.

Studenten zorgen voor groei treingebruik
Terwijl de totale mobiliteit sinds 2007 ongeveer gelijk bleef, groeide het treingebruik in de periode 2007-2009. Doordat scholieren en studenten naar verhouding meer met de trein reizen, is het spoor minder afhankelijk van zakelijk verkeer. De groei was als gevolg van de economische teruggang in 2009 wel minder groot dan in 2007 en 2008.
Op landelijk niveau spelen trein, bus, tram en metro met 5 procent van alle reizen een bescheiden rol. Plaatselijk bestaan echter grote verschillen. Zo doet het openbaar vervoer in de ochtendspits naar de vijf grootste stedelijke regio’s nauwelijks onder voor de auto. Scholieren en studenten zijn goed voor bijna de helft van alle bus-, tram- en metrokilometers. Het gebruik van het stads- en streekvervoer bleef van 2000 tot 2008 ongeveer gelijk, maar per regio zijn er grote verschillen. Zo steeg het aantal reizigerskilometers met bus, tram en metro in Haaglanden en in Zeeland met 15 procent, terwijl dat aantal in Rotterdam en Noord-Holland met 10 procent daalde.

Meer woon-werkverkeer
In het rapport gaat het KIM ook in op de mobiliteitsontwikkelingen in voorgaande jaren. De mobiliteit van Nederlanders nam de laatste 25 jaar met zo’n 40 procent toe, vooral in de tachtiger en negentiger jaren. Sinds 2000 stijgt het aantal kilometers dat mensen afleggen minder hard en sinds 2007 lijkt dit aantal min of meer stabiel te blijven. Vooral de autokilometers namen in de afgelopen decennia toe.
Het woon-werkverkeer is voor een derde deel verantwoordelijk voor die toename. Vanaf 2000 is de groei van het autoverkeer zelfs bijna geheel aan het woon-werkverkeer toe te schrijven. Dit komt doordat meer mensen, vooral vrouwen, een baan hebben en doordat de afstand tussen wonen en werken is toegenomen. Die afstand nam voor automobilisten toe van gemiddeld 15 kilometer in 1985 tot bijna 22 kilometer in 2008.
De toename van het autoverkeer komt niet doordat mensen minder met het openbaar vervoer reizen of minder vaak de fiets pakken. De verdeling over de verschillende vervoerswijzen is in de afgelopen 20 jaar nauwelijks veranderd. Ruim de helft van alle verplaatsingen gaat per auto, een kwart met de fiets en ongeveer één op de twintig met het openbaar vervoer.
In het weekend staan er op de hoofdwegen minder files. Dat komt niet doordat er dan veel minder auto’s op de weg zijn, maar door een grotere spreiding van het gebruik over de dag. Op zaterdag is er namelijk bijna evenveel autoverkeer als op doordeweekse dagen. Op zondag is het wel rustiger: dan zijn bijna de helft minder auto’s onderweg.

Belang van mobiliteit
Het belang van mobiliteit en transport is moeilijk te kwantificeren en in geld uit te drukken, aldus het KIM. ‘Het belang kunnen we globaal bepalen door in te schatten wat burgers en bedrijven over hebben voor mobiliteit en transport.’ Voor burgers bedraagt het belang van mobiliteit minimaal 64 miljard euro. Dat bedrag bestaat uit de gemaakte kosten voor vervoer en de in geld uitgedrukte tijd die aan vervoer is besteed. In 2008 gaven Nederlanders ongeveer 39 miljard euro uit aan vervoerskosten, 14 procent van hun uitgaven. Dat is bijna evenveel als aan voeding wordt uitgegeven. Het belang van transport voor bedrijven bedraagt tenminste 55 miljard euro.

Komende jaren meer files
Overigens blijkt uit een prognose van hetzelfde instituut dat na de daling van de mobiliteit door de economische crisis de hoeveelheid verkeer van 2010 tot 2015 weer toeneemt. Het wegverkeer groeit de komende 5 jaar naar verwachting harder dan in de afgelopen 5 jaar. Dit betekent dat er ook weer meer files komen. In het afgelopen jaar leidde een geringe daling van de hoeveelheid verkeer tot een veel grotere daling van vertraging door files en verkeersdrukte. De komende jaren is een omgekeerde ontwikkeling te verwachten.
Op de middellange termijn stijgt de mobiliteit zelfs bij een beperkte economische groei bij alle vervoerswijzen, met uitzondering van het stads- en streekvervoer, zo verwacht KIM. Het aantal autokilometers dat we afleggen, ligt in 2015 bij een gemiddelde economische groei naar verwachting 14 procent hoger dan in 2010. Bij minder economische groei is dat 12 procent en bij meer economische groei 17 procent.
Bij een gemiddelde economische groei van 1¾ procent per jaar ligt de vertraging op het hoofdwegennet in 2014 weer op hetzelfde niveau als vóór de crisis. In 2015 is er dan 16 procent meer vertraging dan in 2010. Door onzekerheid over de toekomstige economische ontwikkeling kan dit echter fors meer of fors minder zijn. Bij minder economische groei blijft de vertraging op de hoofdwegen de komende jaren nog onder het niveau van voor de crisis en is de vertraging in 2015 slechts 4 procent groter dan 2010. Als de economie echter meer groeit, neemt het tijdverlies in 2015 ten opzichte van 2010 met 30 procent toe. 

De groei van het reizigersvervoer per spoor ligt tussen 2010 en 2015 afhankelijk van de economische ontwikkelingen tussen de 6 en 11 procent. Bij een gemiddelde economische groei wordt voor de komende 5 jaar een toename met 9 procent geraamd. Dat is een kwart minder groei dan in de afgelopen 5 jaar (2006-2010). Het is de verwachting dat het aantal reizigerskilometers met bus, tram en metro gezien de ontwikkelingen in de afgelopen 10 jaar ongeveer gelijk blijft.

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.