Fietsberaad pleit voor heldere organisatie van het fietsparkeren bij stations

Ondanks de miljoenen die via het programma Ruimte voor de Fiets naar stationsstallingen gaan, zijn de problemen nog lang niet opgelost. Bureau Berenschot stelde vorig jaar in een advies aan de minister voor het fietsparkeren rond stations anders te organiseren zodat de knelpunten voortvarender zijn aan te pakken. Dat is hoog nodig, vindt ook het Fietsberaad, die pleit voor een concrete invulling van de voorstellen.

De problemen zijn inmiddels overbekend. Voor het station overal fietsen en voor een nieuwe stalling is nauwelijks ruimte. En wie gaat dat betalen? Nu al is het lastig om alle partijen op één lijn te krijgen als gaat om handhaving en beheer, laat staan als er geld op tafel moet komen voor nieuwe fietsvoorzieningen.
Er spelen talloze organisatorische en financiële problemen bij het verbeteren van de fietsparkeersituatie rond stations. Berenschot constateert dat ook in zijn rapport en beveelt aan om per stations één organisatie aan te wijzen die eindverantwoordelijk is voor de hele stallingsproblematiek. Een stap in de goede richting, vindt ook het Fietsberaad. Maar Berenschot verzuimt om die aanbeveling concreet handen en voeten te geven. Want wie trekt de kar en verdeelt de beschikbare financiële middelen? Tot nu toe spelen de betrokken organisaties – gemeente, NS, rijk – elkaar vaak de hete aardappel toe.
Het Fietsberaad vindt dat gemeenten die regierol op zich moeten nemen, onder de voorwaarde dat financiering en bevoegdheden goed geregeld zijn (Kleine gemeenten kunnen die taak eventueel aan de provincie overdragen). Niet dat die alles zelf moeten gaan doen. NS Fiets kan in opdracht van een gemeente de exploitatie en het beheer blijven verzorgen en ProRail kan fungeren als adviseur als gaat om investeringen in voorzieningen. Maar de gemeente is de regisseur van het geheel. Die kan immers het beste inspelen op de lokale situatie, aldus het Fietsberaad.

Volgens het rapport van Berenschot is jaarlijks ongeveer 25 tot 30 miljoen euro nodig voor investeringen en 25 tot 27 miljoen voor beheer en exploitatie. Totaal dus 50 tot 60 miljoen euro per jaar. Circa 14 miljoen euro komt terug via stallingsinkomsten. Volgens Berenschot is een ander deel van de kosten in de toekomst terug te verdienen door het aanbieden van extra diensten bij de stallingen (bagageopslag, kinderopvang), het aantrekken van adverteerders en hogere stallingstarieven. Maar volgens het Fietsberaad is meer financiële zekerheid nodig. Behalve dat het Fietsberaad vindt dat de rijksoverheid de komende tien jaar 200 tot 300 miljoen euro moet reserveren voor investeringen in stallingsvoorzieningen bij stations, schat Berenschot volgens het Fietsberaad de kosten van beheer en exploitatie te optimistisch in. Die kosten zullen hoger uitvallen als het fietsparkeren echt professioneel opgepakt wordt, met de gewenste wervende uitstraling. En ze zijn maar gedeeltelijk terug te verdienen via het stallingskaartje of het aanbieden van extra diensten. Verhogen van de stalingstarieven is sowieso geen goede optie, vindt het Fietsberaad. Dat zou ten koste gaan van het gebruik van bewaakte stallingen en een toename van het wildparkeren met alle consequenties zoals meer handhavings- en beheerkosten. Daarom is structureel 15 tot 20 miljoen euro extra nodig voor beheer en onderhoud. Dat kan komen uit een extra infraheffing die vervoerders betalen voor gebruik van het spoor. Die zullen dat doorberekenen in de tarieven van het spoorkaartje, maar wordt dan minder dan een dubbeltje duurder, stelt het Fietsberaad.

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.