
Fietsprogramma: oplossing voor bereikbaarheid, vervuiling en overgewicht?
200.000 man, zoveel forenzen wil staatssecretaris Stientje van Veldhoven uit de auto op de fiets krijgen. Hoog tijd, vinden fietsdeskundigen, maar ze hebben vragen bij de invulling van het fietsstimuleringsprogramma. Is het niet te weinig? Zijn de maatregelen wel voldoende? Wat is de rol van de werkgever en de lagere overheden? “Mensen aansporen om langere afstanden te fietsen, daar is veel winst te behalen.”
Geluk, zo omschrijft staatssecretaris Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat) het gevoel dat ze krijgt als ze met de fiets naar haar werk kan. “Als ik van huis op de fiets naar het departement kan, dan vind ik dat een heerlijke start van de dag”, zo vertelde ze haar gehoor onlangs op het Nationaal Fietscongres 2018 in Rotterdam. “En als ik na een lang debat in de kamer nog even kan uitwaaien op weg naar huis, dan blaast dat letterlijk de werkdag uit je hoofd.”
We zouden veel vaker de fiets naar ons werk en terug moeten pakken, benadrukte ze. “Fietsen is naast gezond ook goed voor het welzijn van onze planeet en haar bewoners. Fietsen zorgt voor een betere bereikbaarheid van onze steden. Als we zien dat er komende tien jaar 500.000 mensen bijkomen in de Randstad, en dat al die mensen naar werk, naar school en naar vrienden en familie willen, dan loopt Nederland vast als we niet investeren in de fiets.”
Stimuleren
Het is om deze redenen, zei ze, dat ze het fietsgebruik flink wil stimuleren. Vlak voor het congres, midden juni, presenteerde ze haar plan om 200.000 forenzen uit de file en op de fiets te krijgen. Doel is dat er 3 miljard meer kilometers gefietst gaat worden.
Om dit voor elkaar te krijgen, trekt ze 100 miljoen uit voor de investering in fietsinfrastructuur. 74 miljoen gaat naar de aanpak van het tekort aan fietsenstallingen bij stations, de overige 26 miljoen is voor de aanleg van snelfietsroutes. Van Veldhoven wil dat de regionale overheden stevig bijdragen: ze legt maximaal 40 procent van de projectkosten bij. In totaal, zo hoopt ze, wordt er dus voor een kwart miljard geïnvesteerd in de fiets.
Ook werkgevers hebben een belangrijke rol: Van Veldhoven wil met hen in gesprek hoe bestaande (fiscale) regelingen optimaal benut kunnen worden.
Hard nodig
Aandacht voor de fiets is hard nodig, stellen verschillende deskundigen op het gebied van de fiets. Nederland heeft een rijke traditie op het gebied van fietsbeleid en het is belangrijk om dat vast te houden, vindt Kevin Krizek, tot vorig jaar Visiting Professor Cycling in Changing Urban Regions aan de Radboud Universiteit Nijmegen. “Zonder goed plan heb je het gevaar dat de fiets weggedrukt wordt door motoren, scooters, elektrische fietsen en andere gemotoriseerde voertuigen.”
Tekst gaat verder onder de foto
Dat dit plan nodig is, staat voor Martijn van Es, campagneleider bij de Fietsersbond “buiten kijf”, maar hij vindt het wel een beetje mager. “Het is nog steeds te weinig, dat geven ze zelf ook toe. Lokale overheden moeten ook mee-investeren. Dan is het altijd de vraag: gaat dat lukken, doen er wel genoeg overheden mee? Al die lagere overheden moet je meekrijgen en dat maakt het een stuk onzekerder dat het investeringsbedrag uitgroeit naar een kwart miljard.” Bovendien, zegt hij, de investering is geen nieuws. “Die honderd miljoen, die gaat voor een deel naar plannen die al bekend waren. Zeker die 74 miljoen voor stationsstallingen wisten we al, die heeft Dijksma ook al een keer aangekondigd.”
Ambities
En dat terwijl de ambities enorm zijn, zegt hij. De mobiliteit moet verbeteren, we moeten het milieu sparen en mensen moeten vanwege hun gezondheid vaker de fiets pakken. Van Es ziet deze wensen onder andere terugkomen in het klimaatakkoord en het preventieakkoord tegen overgewicht. “Als je deze dingen bij elkaar zet, dan zie je dat de fiets echt veel meer aandacht moet krijgen dan er nu wordt gegeven.” De fiets moet dan ook “echt een structureel onderdeel” worden van het beleid en dat moet terug te zien zijn in toekomstige begrotingen.
Angela van der Kloof, senior adviseur duurzame mobiliteit, fietseducatie & -gedrag bij adviesbureau Mobycon, ziet ook dat de fiets met heel veel ontwikkelingen en uitdagingen samenhangt, en daarom pleit ze voor een overkoepelend kader. “Een programma met een visie op de toekomst van mobiliteit die samenhangt met ruimtelijke, sociale en technologische ontwikkelingen, is hard nodig. Nu is de samenhang met andere ontwikkelingen die veel invloed hebben op het fietsgebruik niet expliciet.” Bij het ontwikkelen van zo’n kader moeten volgens haar ook andere ontwikkelingen binnen het eigen ministerie en andere ministeries meegenomen worden.
Beter Benutten
Het ministerie focust bewust op werkgevers en werknemers. Bij hen komen bereikbaarheid, leefbaarheid en vitaliteit echt samen, is het idee. Bovendien heeft het ministerie door het Beter Benutten-programma veel ervaring met deze doelgroep.
Over welke sectoren van werkgevers en werknemers hebben we het? Welke worden wel bediend en welke niet?
De fietsdeskundigen begrijpen de keuze voor deze doelgroep. Van der Kloof onderschrijft dat het ministerie kan voortborduren op de ervaringen met de Beter Benutten-programma’s. Wel wil ze benadrukken dat de groep werknemers en werkgevers niet homogeen is en dat ze zich afvraagt of daar wel voldoende aandacht voor is. “Over welke sectoren van werkgevers en werknemers hebben we het? Welke worden wel bediend en welke niet? Het is goed dat in kaart te brengen, zodat je in de gaten houdt of de maatregelen wel eerlijk zijn.”
Ze pleit dan ook voor een “inclusieve kijk op fietsstimulering”. De focus op werk vindt ze bovendien eenzijdig. “Mensen maken veel verplaatsingen en slechts een deel daarvan is in het kader van werk. Het is niet zo dat iedereen in de spits reist. Er zijn juist verschillende activiteitenpatronen die mensen hebben en daar is te weinig aandacht voor.”
Vrij logisch
Van Es noemt de keuze voor de doelgroep werkgevers en werknemers “vrij logisch”. Alleen, zegt hij, werkgevers en werknemers betrekken is niet het enige. De overheid heeft ook een rol. Bijvoorbeeld het aanleggen van goede fietsroutes en fietsvoorzieningen. De overheid zet hier wel op in, erkent hij, maar hij blijft erop hameren dat er te weinig geld tegenover staat.
Investeren in snelfietsroutes is belangrijk, weet Krizek. “Met het aanleggen van meer en betere snelfietsroutes is veel winst te behalen, zeker gegeven het feit dat het merendeel van de reizigers op minder dan 15 kilometer afstand van zijn werk woont.” Maar ook hierbij waarschuwt hij dat de fiets weggedrukt wordt zonder goed beleid. “Deze snelfietsroutes kunnen grote aantallen gemotoriseerde voertuigen aantrekken. Het nieuwe RijnWaalpad tussen Arnhem en Nijmegen bijvoorbeeld wordt overspoeld door scooters, elektrische fietsen en pedelecs.
Veel
Of het uit de auto halen van 200.000 forenzen veel is, hangt af van het perspectief, stellen de geïnterviewden. “Als je kijkt naar hoeveel mensen met de auto gaan, dan lijkt het relatief weinig”, zegt Van Es. “Maar dit zijn mensen die niet zelfstandig voor de fiets kiezen. Je moet ze echt overhalen.” Zo bezien is 200.000 een flinke ambitie, stelt hij. “Meestal krijg je per project – vaak lokale of regionale initiatieven – een paar honderd mensen structureel op de fiets. Dus je hebt heel wat van dit soort projecten nodig om dat aantal te halen.”
Tekst gaat verder onder de foto.
Krizek noemt het aantal haalbaar. “De werkzame beroepsbevolking bestaat uit ongeveer 8,7 miljoen mensen. Neem aan dat grofweg 60 procent, dus zo’n 5,3 miljoen, van hen met de auto naar het werk gaat. Zo’n 4 procent van hen uit de auto halen, de genoemde 200.000, moet lukken. Tegelijk: het lijkt mij een te klein aantal voor een betekenisvolle of merkbare omslag. Maar om geloofwaardig te blijven als staatssecretaris, zou Stientje van Veldhoven de effecten moeten laten meten over twee jaar.”
Veel winst
Van der Kloof vindt de aantallen niet veel zeggen. “Wat wordt hier precies mee bedoeld? Gaat het om dagelijkse ritten? Om een keertje in het jaar fietsen? Zijn we al blij als het een paar keer per jaar is?” Wat haar betreft is er veel winst te behalen in het aansporen van mensen om langere afstanden te fietsen.
De gemiddelde fietsafstand per persoon per dag is voor volwassen Nederlanders 2 tot 3 kilometer, legt ze uit op basis van het factsheet Nederland Fietsland van het CBS uit 2015. “De uitdaging zit hem in het breder uitdragen van het idee dat je ook prima verder dan 3 of zelfs 5 kilometer kunt fietsen. Als dat lukt, dan kun je veel meer meters maken. En dan is 200.000 mensen op een werkzame beroepsbevolking van 8,7 miljoen mensen, waarvan 60 procent binnen een straal van 15 kilometer van het werk woont, niet veel. Dat is minder dan 3 procent.” Tegelijk zegt ze, misschien mag Van Veldhoven blij zijn als ze het aantal van 200.000 haalt.
Kilometervergoeding
Van Veldhoven hoeft het niet alleen te doen, ze betrekt, zoals gezegd, ook actief werkgevers en lokale en regionale overheden bij het bedenken en uitvoeren van maatregelen. Werkgevers kunnen inderdaad veel doen, zien de fietsexperts. “Werkgevers kunnen in principe nu al een kilometervergoeding geven aan fietsers”, weet Van Es. “Maar heel veel doen het niet, weten het niet of vinden het niet nodig.” Van Es ziet ook andere maatregelen om mee te experimenteren. “Bijvoorbeeld door mensen die dichtbij wonen geen of minder kilometervergoeding te geven als ze met de auto komen, of juist een hogere vergoeding als ze op de fiets komen terwijl ze verder weg wonen.”
Lokale en regionale overheden krijgen steeds meer op hun bord. Het is heel logisch dat zij denken: wij kunnen met het geld ook andere dingen doen.
Wat Van der Kloof betreft mogen werkgevers best meer meedenken met fietsstimuleringsmaatregelen, en mogen ze hun werknemers ook stimuleren om vaker de fiets te pakken. Maar ze beseft wel dat het niet hun core-business is om mee te werken aan het oplossen van bereikbaarheidsproblemen of andere maatschappelijke effecten van mobiliteit.
Lokale en regionale overheden erbij betrekken is ook belangrijk, vindt Van Es. Maar een waarschuwing vindt hij wel op z’n plaats. “Lokale en regionale overheden krijgen steeds meer op hun bord. Het is heel logisch dat zij denken: wij kunnen met het geld voor fietsstimulering ook andere dingen doen. Dus zij moeten betrokken en gemotiveerd worden. Je moet voorkomen dat er vanuit de lokale en regionale overheden geen overeenstemming komt en dat de plannen in schoonheid sterven.”