Verkeerskundige moet beschermd beroep worden
Iedereen mag zich verkeerskundige noemen. Daarom moet er een beroepsvereniging komen die zich inzet voor de eisen die aan een verkeerskundige worden gesteld.
Daarvoor pleit Marcus Popkema docent bij de opleiding Mobiliteit van Windesheim in Zwolle, in zijn proefschrift Tussen Techniek en Planning over de naoorlogse opkomst van het vak Verkeerskunde in ons land. Popkema schetst in zijn dissertatie een beeld van de ontwikkeling van het vakgebied in de jaren 1950-1975, waar eerst organisaties als ANWB en KiVI het beeld bepaalden, later gevolgd door de Dienst Verkeerskunde en bureaus als Goudappel Coffeng en DHV.
Terugkerende vraag in het proefschrift is of Verkeerskunde is te beschouwen als vak of als beroep.
Popkema concludeert dat Verkeerskunde in ieder geval tot 1975 kan worden gezien als vak, vooral verkeerstechnisch van aard. Ook nu nog bestaat de Verkeerskunde als vak, maar je kunt het volgens Popkema nog steeds geen professie noemen. “Weliswaar is aantal werkomgevingen waarin professionele kennis wordt ontwikkeld is toegenomen (CROW, TRAIL, KiM), hetgeen duidt op een toegenomen professionalisering. Een beroepsvereniging heeft de Verkeerskunde echter nog steeds niet. Een sterke aandrang om de expertise te controleren is er kennelijk niet. Iedereen mag zich verkeerskundige noemen.” Popkema pleit daarom voor de oprichting van een herkenbare beroepsvereniging die de expertise zeker stelt en die ook een bijdrage kan gaan leveren aan het opstellen van onderzoeksagenda’s.
De mate van professionalisering in de Nederlandse Verkeerskunde kan verder worden bevorderd door de theorievorming te versterken binnen bestaande organisaties, aldus Popkema. Zowel binnen het KiM als de SWOV is op dit moment een groot deel van de activiteiten gericht op de toepassing van onderzoeksresultaten, en minder op de theorievorming. “Met een accentverschuiving binnen de werkzaamheden zou de theorievorming op verkeersvlak in ons land kunnen worden bevorderd.”
In het verlengde hiervan pleit Popkema voor de oprichting van een onafhankelijk Mobiliteitsinstituut of Mobiliteitsplanbureau. ‘Momenteel besteedt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) aandacht aan mobiliteitsvraagstukken door het mobiliteitsbeleid periodiek te evalueren en handelingsopties aan te geven voor verdere ontwikkeling van het beleid. De afstand tot het beleid blijft hierbij echter beperkt; ondanks onafhankelijkheidswaarborgen valt het PBL onder het ministerie van Infrastructuur en Milieu en is de politieke invloed nooit ver weg. In een organisatorisch onaf hankelijk Mobiliteitsinstituut zou een sterker accent op expertiseontwikkeling kunnen liggen die deels vrij is van de voorliggende beleidsvragen. Langs die weg zou het theoretische fundament van de Verkeerskunde kunnen worden uitgebreid waarmee het vak zich als professie sterker zou kunnen manifesteren.”
Voor Popkema hoeft de Nederlandse Verkeerskunde zich overigens niet tot een professie te ontwikkelen. “Ik acht de kans klein dat een verregaande controle over de beschikbare expertise in dit vak zal bijdragen aan de ontwikkeling van het verkeers- en vervoersysteem. Het gaat me om het bevorderen van het palet aan theoretische kennis en om het bevorderen van de wisselwerking tussen theorie en praktijk.”