Mobiliteitsbeleid Enschede kritisch doorgelicht

Subsidies en toevallige omstandigheden kunnen flink van invloed zijn op de manier waarop het mobiliteitsbeleid van een gemeente vorm krijgt. Die conclusie kan getrokken worden uit een onderzoek van de rekenkamer van de gemeente Enschede naar de resultaten van het mobiliteitsbeleid in deze gemeente in de periode 1991-2011.

Het Enschedese mobiliteitsbeleid om Enschede-Centrum en Enschede-West bereikbaar te houden is in de periode 1991-2011 overeind gebleven. Maar wel is volgens de rekenkamer de eenheid in het beleid de laatste jaren afgenomen. ‘Een sprekend voorbeeld hiervan zijn de HOV-banen: de aanleg hiervan sluit niet rechtstreeks aan op het mobiliteitsbeleid, maar lijkt sterk gedreven te zijn door de substantiële subsidie die voor dit project verkregen kon worden.’  Ook stelt de rekenkamer dat er een tegenspraak zit tussen het beleid om auto’s te weren uit de binnenstad en de aanleg van de Van Heekgarage in het centrum.
‘Uit de analyses ontstaat verder het beeld dat de onderlinge (relatieve) verhoudingen tussen de modaliteiten niet wezenlijk zijn veranderd. Er is in ieder geval geen doorbraak ontstaan voor het gebruik van fiets en OV zoals in 1996 wel de bedoeling was.’
Verder constateert de rekenkamer dat verschillende wijzigingen in het mobiliteitsbeleid in de loop der jaren stilzwijgend zijn doorgevoerd zonder dat deze voorafgaand zijn voorgelegd aan de gemeenteraad. Zo is het oorspronkelijke plan om in alle vier de windstreken aan de rand van de stad P+R-terreinen aan te leggen. Slechts één van deze terreinen wordt daadwerkelijk gerealiseerd. Om verschillende redenen worden de overige P+R-terreinen niet gerealiseerd, terwijl daarvan niet expliciet melding wordt gemaakt aan de raad.

Dit alles neemt niet weg dat de HOV-banen en de Van Heek-garage en het weren van verkeer uit het centrum hebben bijgedragen aan het bereikbaar houden van het centrum, concludeert de rekenkamer. ‘Maar ook een aantal autonome ontwikkelingen hebben daaraan in belangrijke mate bijgedragen. Zo was het aantal bezoekers aan de binnenstad beduidend minder dan werd verwacht en groeide de hoeveelheid autoverkeer niet of langzaam. Mede hierdoor ontstonden geen noemenswaardige opstoppingen in het verkeer. ‘
In het onderzoek constateert de rekenkamer trouwens een opvallend verschil tussen geschatte reistijd per openbaar vervoer en de werkelijke reistijd. ‘Met name de reistijd per bus naar het centrum van Enschede wordt flink overschat. Reizigers hebben daarmee een onjuist beeld van de vervoersmogelijkheden in de stad. De rekenkamer beveelt de gemeente dan ook aan om goed te communiceren over o.a. reistijd, zodat burgers vervoerskeuzes maken op basis van de juiste argumenten. ‘
De rekenkamercommissie concludeert ook dat het fietsnetwerk in Enschede verbeterd is, maar dat de kwaliteit en verkeersveiligheid voor fietsen minder positief is ontwikkeld. De rekenkamer hoopt dat de onlangs door de raad vastgestelde Fietsvisie hieraan kan bijdragen, maar twijfelt of de ambitie om in 2020 fietsstad te willen zijn haalbaar is, niet vanwege gebrek aan ambities of inzet van de gemeente, maar omdat het wegennet van Enschede een beperkende factor is.
De conclusies trekt de rekenkamercommissie van de gemeente Enschede op basis van een door Keypoint Consultancy uitgevoerd onderzoek  naar de doelbereiking van  het mobiliteitsbeleid in Enschede in de periode 1991-2011.

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.

Mobiliteitsbeleid Enschede kritisch doorgelicht - VerkeersNet

Mobiliteitsbeleid Enschede kritisch doorgelicht

Subsidies en toevallige omstandigheden kunnen flink van invloed zijn op de manier waarop het mobiliteitsbeleid van een gemeente vorm krijgt. Die conclusie kan getrokken worden uit een onderzoek van de rekenkamer van de gemeente Enschede naar de resultaten van het mobiliteitsbeleid in deze gemeente in de periode 1991-2011.

Het Enschedese mobiliteitsbeleid om Enschede-Centrum en Enschede-West bereikbaar te houden is in de periode 1991-2011 overeind gebleven. Maar wel is volgens de rekenkamer de eenheid in het beleid de laatste jaren afgenomen. ‘Een sprekend voorbeeld hiervan zijn de HOV-banen: de aanleg hiervan sluit niet rechtstreeks aan op het mobiliteitsbeleid, maar lijkt sterk gedreven te zijn door de substantiële subsidie die voor dit project verkregen kon worden.’  Ook stelt de rekenkamer dat er een tegenspraak zit tussen het beleid om auto’s te weren uit de binnenstad en de aanleg van de Van Heekgarage in het centrum.
‘Uit de analyses ontstaat verder het beeld dat de onderlinge (relatieve) verhoudingen tussen de modaliteiten niet wezenlijk zijn veranderd. Er is in ieder geval geen doorbraak ontstaan voor het gebruik van fiets en OV zoals in 1996 wel de bedoeling was.’
Verder constateert de rekenkamer dat verschillende wijzigingen in het mobiliteitsbeleid in de loop der jaren stilzwijgend zijn doorgevoerd zonder dat deze voorafgaand zijn voorgelegd aan de gemeenteraad. Zo is het oorspronkelijke plan om in alle vier de windstreken aan de rand van de stad P+R-terreinen aan te leggen. Slechts één van deze terreinen wordt daadwerkelijk gerealiseerd. Om verschillende redenen worden de overige P+R-terreinen niet gerealiseerd, terwijl daarvan niet expliciet melding wordt gemaakt aan de raad.

Dit alles neemt niet weg dat de HOV-banen en de Van Heek-garage en het weren van verkeer uit het centrum hebben bijgedragen aan het bereikbaar houden van het centrum, concludeert de rekenkamer. ‘Maar ook een aantal autonome ontwikkelingen hebben daaraan in belangrijke mate bijgedragen. Zo was het aantal bezoekers aan de binnenstad beduidend minder dan werd verwacht en groeide de hoeveelheid autoverkeer niet of langzaam. Mede hierdoor ontstonden geen noemenswaardige opstoppingen in het verkeer. ‘
In het onderzoek constateert de rekenkamer trouwens een opvallend verschil tussen geschatte reistijd per openbaar vervoer en de werkelijke reistijd. ‘Met name de reistijd per bus naar het centrum van Enschede wordt flink overschat. Reizigers hebben daarmee een onjuist beeld van de vervoersmogelijkheden in de stad. De rekenkamer beveelt de gemeente dan ook aan om goed te communiceren over o.a. reistijd, zodat burgers vervoerskeuzes maken op basis van de juiste argumenten. ‘
De rekenkamercommissie concludeert ook dat het fietsnetwerk in Enschede verbeterd is, maar dat de kwaliteit en verkeersveiligheid voor fietsen minder positief is ontwikkeld. De rekenkamer hoopt dat de onlangs door de raad vastgestelde Fietsvisie hieraan kan bijdragen, maar twijfelt of de ambitie om in 2020 fietsstad te willen zijn haalbaar is, niet vanwege gebrek aan ambities of inzet van de gemeente, maar omdat het wegennet van Enschede een beperkende factor is.
De conclusies trekt de rekenkamercommissie van de gemeente Enschede op basis van een door Keypoint Consultancy uitgevoerd onderzoek  naar de doelbereiking van  het mobiliteitsbeleid in Enschede in de periode 1991-2011.

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.