
PBL publiceert effecten van maatregelen uit verkiezingsprogramma’s
Ook dit jaar laten een aantal politieke partijen hun verkiezingsprogramma’s door het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau doorrekenen op de effecten op economie en milieu. In een samenvatting geeft het PBL de belangrijkste conclusies weer ten aanzien van verkeer en vervoer voor 2020.
Minder investeren in weginfrastructuur leidt tot minder autogebruik, meer voertuigverliesuren en negatieve reistijdbaten. Dat kan leiden tot een bescheiden toename van het treingebruik, aldus het PBL. Minder investeren in treininfrastructuur begrenst de mogelijkheden om de treindiensten uit te breiden. Een kleinere verhoging van de frequenties en minder nieuwe stations betekent minder treingebruik en daardoor negatieve reistijdbaten. Het zal ook kunnen leiden tot een bescheiden toename van het autoverkeer en iets meer voertuigverliesuren.
Beprijzen van het wegverkeer leidt tot een afname van het autogebruik. Bij een vlakke heffing varieert dit bedrag niet naar tijd en plaats (mogelijk wel naar milieu- of voertuigkenmerken). Dit leidt tot substantieel minder autoverkeer, minder voertuigverliesuren en positieve reistijdbaten, maar ook tot welvaartsverlies door de vraaguitval. Een deel van de afname van het autogebruik komt terug als toename van het OV-gebruik.
Bij een spitsheffing is het tarief hoger, maar alleen van toepassing op drukke wegen in de drukke uren. Daardoor nemen de voertuigverliesuren substantieel af, maar is de afname van het autogebruik beperkter. Anders Betalen voor Mobiliteit was een combinatie van een vlakke heffing (wel gedifferentieerd naar voertuigkenmerken) en een spitsheffing. De combinatie heeft minder effect dan de som der delen: door de vlakke heffing zijn al een aantal files opgelost waardoor er op minder plekken congestieheffing wordt toegepast en dus ook minder voertuigverliesuren worden gereduceerd.
Herinvoering van de belastingvrije woon-werkvergoeding voor alle vervoerwijzen leidt tot meer en op termijn vooral tot langere woon-werkverplaatsingen. Het specifieke effect op het woonwerk-verkeer leidt vooral in de spitsuren tot meer OV-gebruik en autokilometers, en daardoor ook tot een substantiële toename van de voertuigverliesuren en tot negatieve reistijdbaten. De extra mobiliteit geeft wel welvaartsbaten (mobiliteits´winst’). Het effect op het totaal aantal autokilometers en OV reizigerskilometers per jaar is beperkter.