Het project Spitsmijden op de A15 leidt tot minder spitsritten, zelf minder dan voorspeld. Maar op de weg is het effect moeilijker vast te stellen.

Uit een onderzoek van bureau Goudappel blijkt dat de doelstelling om gemiddeld per werkdag 530 minder spitsritten te realiseren ruim gehaald. Er sinds april 2010 zelfs sprake van een structurele overprestatie, namelijk gemiddeld meer dan 715 spitsritten minder per dag. Dat is 7% minder personenauto’s in de ochtendspits. In totaal zijn tot april 2011 meer dan 200.000 gemeden spitsritten behaald. 36% reisde buiten de spitsuren, 10% koos andere routes, 8% stapte over op een andere vervoerswijze, terwijl 4% ging thuiswerken. Er was nauwelijks sprake van een overstap naar het openbaar vervoer vanwege het ontbreken van goede openbaar-vervoerverbindingen naar de haven.
Om de spits te mijden maakte bijna de helft van de deelnemers – de vijf euro per gemeden spitsrit verdienden – gebruik van één alternatief. De andere helft gebruikte twee of meer alternatieven.
Op basis van de metingen van het aantal spitsmijdingen en de analyse van het gedrag van de deelnemers mag worden verwacht dat er door het project minder ritten in de ochtendspits over de A15 richting haven worden afgewikkeld, aldus onderzoekers Martie van der Vlist en Henri Palm van Goudappel. Het gaat om 5-7% van het aantal personenauto’s. Het belangrijkste effect is dat automobilisten hun vertrektijd wijzigen. Een andere route nemen en thuiswerken. Op de weg zijn de verkeersintensiteit in die periode echter toegenomen. In totaal met bijna 1%. In de ochtendspits (6-9 uur) is de intensiteit echter gedaald met bijna 2%. En vlak voor de ochtendspits is de intensiteit gestegen met ruim 25% (het hoge percentage is het gevolg van het lage aantal personenauto’s in 2009). Vlak na de ochtendspits is de intensiteit gestegen met ongeveer 6%. ‘Deze cijfers ondersteunen de gerapporteerde effecten van het project’, concludeert Goudappel. ‘Het effect van het spitsmijden door het project lijkt terug te vinden zijn op de weg: daling van de spitsintensiteiten en toename rond de schouders van de spits.’