Lichte daling aantal doodgereden dieren in Overijssel

dodevogelJaarlijks worden zo’n 1.800 tot 2.000 faunaslachtoffers geregistreerd op de Overijsselse provinciale wegen. De aantallen lijken iets af te nemen. Uit onderzoek blijkt dat wildrasters met faunapassages een positief effect hebben; er worden minder dieren doodgereden. Het effect van de in de bermen geplaatste wildspiegelmolentjes is minder duidelijk.

De provincie Overijssel documenteert jaarlijks de doodgereden dieren op de provinciale wegen. Ze doet dit in het kader van de verkeersveiligheid, de zorgplicht voor met name beschermde en kwetsbare dieren en het belang van het verbinden van dierpopulaties. In een recent rapport zijn de registraties van de periode 2008 t/m 2011 op een rij gezet.

De meeste slachtoffers vallen in Twente, wat samenhangt met de landschapstructuur en de gebieden waar dieren leven. Per diersoort kan dit beeld verschillend zijn. Zo zijn visotter en boommarter vrijwel uitsluitend verkeerslachtoffer op wegen in Noordwest Overijssel.

Zoogdieren maken driekwart uit van de verkeerslachtoffers. Het meest doodgereden zijn: ree, huiskat, haas, egel en konijn, met aantallen van 100 tot 350 per soort per jaar. Onder de vogels zijn eenden en duiven het vaakst slachtoffer van het verkeer, met aantallen tussen 100 en 200. Ook in wegbermen jagende buizerds en kerkuilen behoren tot de slachtoffers (15 – 40 registraties per jaar).

De werkelijk aantallen slachtoffers liggen flink hoger. Veel slachtoffers worden bijvoorbeeld bij de inspecties over het hoofd gezien, omdat ze naast de weg belanden. Met name de kleine soorten worden gemakkelijk gemist. Slachtoffers ter grootte van zangvogels en muizen worden vrijwel niet geregistreerd. Ook worden slachtoffers verwijderd door mensen of aaseters. De onderschatting is thans waarschijnlijk het laagst bij reeën, waarvan sinds 2010 100-200 aangereden dieren per jaar zijn vastgelegd.

molentjeOp basis van de registratie worden knelpunten gesignaleerd en voorzieningen als faunatunnels en -rasters geplaatst en geëvalueerd. Kleinwildrasters in combinatie met faunapassages hebben een duidelijk positief effect op een deel van de soorten. Het effect van wildspiegelmolentjes op reeën is minder aantoonbaar. Op diverse trajecten waar wegen bossen doorsnijden vinden nog steeds aanrijdingen plaats, ondanks de aanwezigheid van deze molentjes.

figuur_2_jaarlijkse_zoogdierslachtoffers_2008-2011
Jaarlijkse zoogdierenslachtoffers (gemiddeld aantal en percentage) op provinciale wegen in Overijssel in 2008-2011 (bron: Provincie Overijssel).

Voor de belangrijkste risicotrajecten zijn verdergaande, maar duurdere voorzieningen een optie, zoals wildrasters, gecombineerd met oversteeklocaties met een signalering- en waarschuwingsysteem.

De basis van dit onderzoek is een in 2008 gestarte registratie van doodgereden dieren, die is gekoppeld aan de wekelijkse inspecties langs provinciale wegen. Dit is veruit de belangrijkste bron van gegevens.

Van bijzondere diersoorten als visotter, boommarter en das worden ook meldingen van derden (Natuurmonumenten, Alterra, zoogdierwerkgroepen) gebruikt. Sinds 2010 is toevoeging van ongevallen met grote dieren vanuit een nieuw landelijk meldingsysteem mogelijk. Het aantal vastgelegde aanrijdingen met reeën is daardoor sterk toegenomen.

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.

Lichte daling aantal doodgereden dieren in Overijssel - VerkeersNet

Lichte daling aantal doodgereden dieren in Overijssel

dodevogelJaarlijks worden zo’n 1.800 tot 2.000 faunaslachtoffers geregistreerd op de Overijsselse provinciale wegen. De aantallen lijken iets af te nemen. Uit onderzoek blijkt dat wildrasters met faunapassages een positief effect hebben; er worden minder dieren doodgereden. Het effect van de in de bermen geplaatste wildspiegelmolentjes is minder duidelijk.

De provincie Overijssel documenteert jaarlijks de doodgereden dieren op de provinciale wegen. Ze doet dit in het kader van de verkeersveiligheid, de zorgplicht voor met name beschermde en kwetsbare dieren en het belang van het verbinden van dierpopulaties. In een recent rapport zijn de registraties van de periode 2008 t/m 2011 op een rij gezet.

De meeste slachtoffers vallen in Twente, wat samenhangt met de landschapstructuur en de gebieden waar dieren leven. Per diersoort kan dit beeld verschillend zijn. Zo zijn visotter en boommarter vrijwel uitsluitend verkeerslachtoffer op wegen in Noordwest Overijssel.

Zoogdieren maken driekwart uit van de verkeerslachtoffers. Het meest doodgereden zijn: ree, huiskat, haas, egel en konijn, met aantallen van 100 tot 350 per soort per jaar. Onder de vogels zijn eenden en duiven het vaakst slachtoffer van het verkeer, met aantallen tussen 100 en 200. Ook in wegbermen jagende buizerds en kerkuilen behoren tot de slachtoffers (15 – 40 registraties per jaar).

De werkelijk aantallen slachtoffers liggen flink hoger. Veel slachtoffers worden bijvoorbeeld bij de inspecties over het hoofd gezien, omdat ze naast de weg belanden. Met name de kleine soorten worden gemakkelijk gemist. Slachtoffers ter grootte van zangvogels en muizen worden vrijwel niet geregistreerd. Ook worden slachtoffers verwijderd door mensen of aaseters. De onderschatting is thans waarschijnlijk het laagst bij reeën, waarvan sinds 2010 100-200 aangereden dieren per jaar zijn vastgelegd.

molentjeOp basis van de registratie worden knelpunten gesignaleerd en voorzieningen als faunatunnels en -rasters geplaatst en geëvalueerd. Kleinwildrasters in combinatie met faunapassages hebben een duidelijk positief effect op een deel van de soorten. Het effect van wildspiegelmolentjes op reeën is minder aantoonbaar. Op diverse trajecten waar wegen bossen doorsnijden vinden nog steeds aanrijdingen plaats, ondanks de aanwezigheid van deze molentjes.

figuur_2_jaarlijkse_zoogdierslachtoffers_2008-2011
Jaarlijkse zoogdierenslachtoffers (gemiddeld aantal en percentage) op provinciale wegen in Overijssel in 2008-2011 (bron: Provincie Overijssel).

Voor de belangrijkste risicotrajecten zijn verdergaande, maar duurdere voorzieningen een optie, zoals wildrasters, gecombineerd met oversteeklocaties met een signalering- en waarschuwingsysteem.

De basis van dit onderzoek is een in 2008 gestarte registratie van doodgereden dieren, die is gekoppeld aan de wekelijkse inspecties langs provinciale wegen. Dit is veruit de belangrijkste bron van gegevens.

Van bijzondere diersoorten als visotter, boommarter en das worden ook meldingen van derden (Natuurmonumenten, Alterra, zoogdierwerkgroepen) gebruikt. Sinds 2010 is toevoeging van ongevallen met grote dieren vanuit een nieuw landelijk meldingsysteem mogelijk. Het aantal vastgelegde aanrijdingen met reeën is daardoor sterk toegenomen.

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.